Innovatieve Spellen
Chinees voetbal (PO & VO)
Omschrijving:
Zorg dat er niet in jouw poort wordt gescoord
Doelgroep:
PO & VO
Spelers:
3- 10 spelers
Duur:
15- 20 min
Doel:
De spelers proberen de bal tussen de benen van anderen door te spelen.
Materiaal:
1x een bal
Situatie:
De spelers staan in een kring, met hun gezichten naar binnen en de benen gespreid, zodat hun voeten de voeten van de buren raken.
Spelregels:
Er wordt een bal in de kring gegooid of gerold.
Laat de bal door iemands benen, dan moet diegene de bal met één hand verder spelen of, bij een volgende keer, met de rug naar de kring gaan staan en/of een hand op de rug doen, afhankelijk van de regels die zijn afgesproken.
Soms is er een regel dat iemand uit het spel gaat als de bal een bepaald aantal keren door zijn benen is gegaan.
Aanpassingen:
Meerdere ballen in het spel.
Verschillende straffen voor het doorlaten van de bal.
Het spel kan ook met bakstenen onder de voeten worden gespeeld, waarbij de speler die de bal door zijn benen krijgt, een baksteen onder elke voet moet plaatsen.
Levend tafeltennis (PO & VO)
Omschrijving:
Probeer een punt te score bij de tegenstander. Maar pas op dat er niet bij jou gescoord wordt.
Doelgroep:
PO & VO
Spelers:
Minimaal 4 spelers
Duur:
5- 20 minuten
Doel:
De bedoeling is om in het spel te blijven door de bal correct terug te spelen met je handen
Wie de bal mist of fout speelt, is af (of krijgt een strafpunt, afhankelijk van de afgesproken regels).
Materiaal:
2x kasten
1x yogabal
2x dikke matten
4x banken
Situatie:
Alle spelers staan in een cirkel om de tafeltennistafel.
Eén speler begint met serveren.
Spelregels:
De eerste speler speelt de yogabal naar de speler aan de overkant.
Zodra iemand de bal heeft gespeeld, rent diegene direct met de klok mee naar de andere kant van de tafel om daar weer aan te sluiten.
De speler die aan de beurt is aan de overkant speelt op zijn/haar beurt de bal terug en sluit dan ook weer achteraan
Variaties:
Niet afvallen: Iedereen blijft meedoen zonder eliminatie; alleen fun!
Met opdrachten: Als je af bent, moet je een opdracht doen (springen, dansje, enz.).
Speel dit spel maar dan met een volleybal net er tussen inplaats van de matten en de kast.
Bossabal voor in de gymzaal (PO & VO)
Omschrijving:
Bossaball is een teamsport die gespeeld wordt op een opblaasbaar veld met trampolines. Het combineert:
– Volleybal (slagen en regels)
– Voetbal (gebruik van voeten en andere lichaamsdelen)
– Turnen (acrobatiek, springen)
Doelgroep:
VO, eventueel voor bovenbouw leerlingen van het PO
Spelers:
2 teams van 3 tot 5 spelers.
Duur:
Een set tot 21 punten (of tijdslimiet van 5–10 minuten per ronde)
Meerdere sets = ±30–45 minuten totaal
Doel:
De bal moet op de grond komen in het veld van de tegenstander.
Springen vanaf een trampoline om een smash of redding te doen is toegestaan (indoor: alleen als veilig en toegestaan).
Materiaal:
Zachte vloer (turnmatten), lange mat of springkussens
4 mini-trampolines, zo niet kijk wat mogelijk is
Volleybal of zachte bal
Pylonen of lijnen voor veldindeling
Muziekinstallatie voor sfeer (optioneel)
Situatie:
De spelers staan verdeeld op hun eigen helft.
Spreek de veiligheid regels ad
Springen alleen op veilige ondergrond.
Geen duwen of trekken.
Matten goed vastleggen.
Spelregels:
Opslag
Het spel begint met een serve over het net, zoals bij volleybal.
Bal raken
Een team mag maximaal 5 aanrakingen per beurt.
Je mag de bal raken met handen, voeten, hoofd, borst, knieën, enz.
Combinatie van volleybal- en voetbalslagen is toegestaan.
Score
– 1 punt als de bal de grond raakt aan de buitenrand van het veld.
– 3 punten als je de bal laat landen op de trampolinekant van het tegenstanderteam (indien gebruikt)
– In de gymzaalvariant kun je deze regels versimpelen: 1 punt per score.
Aanpassingen:
1. De lange mat ligt in het midden van elk speelveld, dit is het “springgebied” van elk team.
– Spelers mogen via deze mat acrobatische sprongen, valbewegingen of spectaculaire reddingen maken.
– Er mag maar één speler tegelijk op de mat zijn per team.
2. Springer-rol rouleren: Na elk punt rouleert de “matspeler”.
3. Tijdslimiet: Beperk een rally tot max. 10 seconden om tempo erin te houden.
4. Acrobatie-opdracht: Voor bonuspunten moet de springer een draai of rol doen voor het spelen van de bal.
Escape Relay (Denk en sprint) (PO & VO)
Omschrijving:
Het combineren van lichamelijke en cognitieve uitdagingen
Doelgroep:
PO & VO
Spelers:
Teams van 4 tot 6 spelers
Duur: +/- 20 min
Doel:
Lichamelijke en cognitieve uitdaging combineren.
Materiaal:
Quizvragen per groep
Kaarten of codes
Pylonen of posten
Spelregels:
Teams van 4–6 spelers.
Eén speler sprint naar een post met een puzzelvraag.
Leest deze voor aan het team → team geeft antwoord.
Bij goed antwoord mag hij/zij terug. Fout? Strafopdracht (bijv. 10 squats).
erste team dat alle vragen/posten juist oplost wint.
Achery tag (PO & VO)
Omschrijving:
Twee teams proberen elkaar uit te schakelen door met pijlen met zachte foam-punten op elkaar te schieten, of door doelen van de tegenstander om te schieten.
Doelgroep:
VO, eventueel ook voor de bovenbouw van het PO
Spelers:
2 teams
Duur:
5–10 minuten per ronde
3–5 rondes per gymles
Totale speeltijd: 30–40 minuten
Doel:
Afgooispel met extra spanning
Materiaal:
Zachte “pijlen” (ballen of foamsticks)
Hoepels of banken als dekking
Eventueel schuimrubberen “bogen” of werpstokken
Situatie:
Ieder team staat op zijn eigen helft
Pijlen liggen in het midden van de zaal.
Op signaal rennen spelers naar voren om pijlen te pakken.
Spelregels
Schieten:
Je mag alleen schieten vanaf je eigen helft.
Richt altijd op het lichaam (niet op hoofd/nek, ook al is er bescherming).
Afgooien:
Word je geraakt door een pijl? Dan ben je af en ga je naar de zijlijn.
Sommige varianten: je kunt weer terug in het spel als een teamgenoot een doel van de tegenstander raakt of een pijl uit de lucht vangt.
Doelen:
Naast het afschieten van spelers kun je punten scoren door doelen van de tegenstander om te schieten (bijv. pionnen of blokken).
Elk omgeschoten doel = 1 punt.
Winst:
Een team wint als:
alle spelers van het andere team zijn uitgeschakeld, of
de meeste doelen zijn geraakt binnen de tijd (5–10 min per ronde).
Veiligheid:
Altijd masker/bril op.
Alleen pijlen met foam-punt gebruiken.
Niet van dichtbij (<3 meter) schieten
Pijlen nooit op hoofd/nek richten.
Aanpassingen:
Capture the Flag: Teams moeten een voorwerp uit het kamp van de ander veroveren.
Zombie Tag: Afgeschoten spelers worden “zombies” die het andere team mogen hinderen.
Point System: 10 punten voor een speler raken, 5 punten voor een doel raken.
Pickle ball (PO & VO)
Omschrijving:
Pickleball is een mix van tennis, badminton en tafeltennis, gespeeld met een paddle, lichte bal en laag net.
Spelers: 4 spelers per veld
Duur:
50 min
Doel:
Scoor punten door de bal in het veld van de tegenstander te spelen, zonder dat deze hem correct kan terugslaan.
Materiaal:
Pickleball-paddles (of eventueel korte houten batjes)
Plastic gaatjesbal (whiffle ball)
Lage netten (ongeveer 86 cm hoog, vergelijkbaar met een badmintonnet)
Afgetekend veld (half tennisveld of badmintonveld werkt prima)
Situatie:
1 tegen 1 (single) of 2 tegen 2 (double).
Doubles is het meest gespeeld.
Spelregels:
Veld lijkt op een klein tennisveld (13,4 m lang × 6,1 m breed bij dubbelspel).
Dicht bij het net ligt aan beide kanten een “non-volley zone” (ook wel “keuken” genoemd) van 2,13 m.
In die zone mag je niet smashen.
Service:
Onderhands geslagen, van onder de heup.
Moet diagonaal over het net in het juiste vak landen.
Service mag niet in de “keuken” landen.
Rallyregels:
Bal moet eerst stuiten aan beide kanten bij de eerste twee slagen (service + return).
Daarna mag je de bal direct volleyen of na 1 stuit spelen.
Scoren:
Alleen het servende team kan punten scoren.
Punt krijg je als de tegenstander de bal uit slaat, in het net slaat of een fout maakt.
Non-volley zone (“keuken”):
Je mag er wel instaan, maar niet smashen of direct een volley spelen.
Je moet wachten tot de bal daar stuitert voordat je hem speelt.
Winst:
Een game gaat meestal tot 11 punten (winnen met 2 verschil).
Aanpassingen:
Kleiner veld (halve badmintonbaan) → ideaal voor beginners.
Groepenspel: meerdere veldjes naast elkaar → rotatiesysteem (winnende spelers schuiven door).
Funvariant: met zachte foambal en tafeltennisbatjes.
Easy Tennis (PO & VO)
Omschrijving:
Easy Tennis is een vereenvoudigde vorm van tennis met zachte ballen, lichte rackets en een laag net, waarbij plezier en balcontrole centraal staan.
Spelers: 4 spelers op 1 veld
Duur: 40-50 min
Doel:
De bal in het speelveld van de tegenstander slaan zodat die hem niet meer correct kan terugslaan. Het draait om balgevoel, samenwerken en plezier, niet om moeilijke technieken.
Materiaal:
Kleine rackets of batjes (foamrackets of houten gymbatjes)
Zachte ballen (foamballen of zachte tennisballen)
Lager net (badmintonnet, of een bank/matten als net)
Afgebakend veld (ongeveer een half badmintonveld groot)
Situatie:
1 tegen 1 (single)
2 tegen 2 (double)
Kan ook met meerdere kleine veldjes naast elkaar gespeeld worden
Spelregels:
Service:
Onderhands, vanaf achter de lijn.
Bal moet diagonaal over het net in het juiste vak.
Spelregels:
De bal moet eerst stuiten in het veld voordat je hem terugslaat.
Na de stuit mag je de bal slaan met je racket of batje.
Je mag de bal maximaal één keer laten stuiten.
Scoren:
Je krijgt een punt als de tegenstander:
de bal niet terug kan slaan,
de bal buiten de lijnen slaat,
de bal in het net slaat.
Vaak wordt er gewoon geteld tot 10 of 15 punten (geen officiële tennistelling).
Rotatievorm:
Bij meerdere veldjes kan je werken met een winnend veld en een uitdagerveld → na elk potje schuiven winnaars door.
Aanpassingen:
Team Easy Tennis: speel 3 tegen 3, waarbij spelers om de beurt slaan (net als rondje tafeltennis).
Extra stuit: beginners mogen de bal 2 keer laten stuiten.
Bouncen + slaan: spelers moeten eerst de bal 1 keer stuiteren op de grond voordat ze slaan → goed voor balcontrole.
Freerunning (PO & VO)
Omschrijving:
Freerunning is creatief en spectaculair bewegen over obstakels, met springen, rollen en balanceren in de gymzaal of buiten.
Spelers:
Gehele klas
Duur:
Warming-up: 5–10 min (springen, rollen, lenigheid)
Parcours/challenges: 20–25 min
Afsluitend: 5–10 min presentaties of estafettevorm
Doel:
Freerunning draait om bewegen op een creatieve, vloeiende en spectaculaire manier door een omgeving heen, waarbij leerlingen sprongen, klimmen, rollen en balansoefeningen uitvoeren.
In de gymzaal wordt dit veilig en speels aangeboden als parcours of vrij beweegspel.
Materiaal:
Turnmatten (voor veiligheid bij landingen en rollen)
Springkasten, banken, bokken, plinten
Klimrekken of wandrekken
Trapeziumdelen
Pylonen of hoepels om parcours uit te zetten
Situatie:
Leerlingen per onderdeel in groepen laten werken
Leerlingen werken in een vrije situatie
Spelregels:
1. Parcoursvorm
Zet een parcours uit met obstakels: springen over banken, klimmen over kasten, balanceren over banken, rollen op matten.
Leerlingen volgen het parcours in eigen tempo.
Variatie: maak meerdere routes met verschillende moeilijkheidsgraden (makkelijk ↔ uitdagend).
2. Challenge-vorm
Geef opdrachten:
“Spring over de kast en land in een rol.”
“Maak een kat-sprong (tussen 2 banken).”
“Balanceer over de bank en spring er stijlvol vanaf.”
Leerlingen scoren punten of verdienen levels door opdrachten af te ronden.
3. Vrije freestyle-vorm
Leerlingen mogen zelf bewegingen verzinnen en combineren.
Eventueel in duo’s of kleine groepjes: zij bedenken een korte freerun-routine en laten die aan de rest zien.
Veiligheid:
Altijd dikke matten neerleggen bij sprongen en landingen.
Eerst basisbewegingen (rollen, landen, klimmen) aanleren.
Hoogte en moeilijkheid aanpassen aan niveau/zelfvertrouwen.
Let op drukte → kleine groepjes tegelijk in parcours.
Aanpassingen:
1. Niveau-differentiatie
Beginner: korte sprongen, basisrollen, lage obstakels, balans op één lijn.
Gevorderd: hogere sprongen, combinaties van rollen en sprongen, kat-sprongen, korte acrobatische sequenties.
Expert: complexe combinaties, meerdere obstakels achter elkaar, creatieve tricks met balans en sprongen.
2. Tempo-differentiatie
Langzaam uitvoeren → focus op techniek en veiligheid.
Snel uitvoeren → focus op flow en continuïteit.
3. Ruimte-differentiatie
Kleine groepen tegelijk op parcours → minder druk, meer individuele feedback.
Groepen parallel → competitie-element of creatieve uitdaging.
4. Keuzevrijheid
Leerlingen mogen zelf obstakels kiezen of combinaties maken, passend bij hun comfortniveau.
Mogelijkheid om eigen “freerun-routine” te creëren en te presenteren.
5. Opdrachtvariatie
Opdrachten per leerling aanpassen: wie balanceert goed, kan extra punten krijgen; wie moeilijker springt, krijgt een hogere score.
Timer of puntensysteem kan extra uitdaging bieden voor gevorderden.
Zwerkbal (PO & VO)
Omschrijving:
Zwerkbalteam is een teamsport gebaseerd op Quidditch, waarbij spelers scoren door de quaffle door ringen te gooien, beukers ontwijken en de gouden snaai vangen voor bonuspunten.
Spelers:
Verdeel de klas in 4 groepen
Duur:
Uitleg: 5 minuten
Spelen: 10–15 minuten per ronde
Totale les: ±40 minuten met warming-up en afronding
Doel:
Twee teams strijden om zoveel mogelijk punten te scoren door ballen in de ringen (doelen) van de tegenstander te gooien, terwijl speciale rollen voor extra spanning zorgen.
Materiaal:
3 hoepels per team als doelen (op stokken, banken of kasten geplaatst)
1 volleybal als quaffle
2 zachte ballen als beukers (bludgers)
1 kleine bal (bijv. tennisbal in sok) als gouden snaai
Hesjes voor teamonderscheid
Matten, pylonen of andere obstakels voor dekking
Situatie:
Jagertjes (Chasers) – scoren met de quaffle
Keeper – verdedigt de ringen
Drijvers (Beaters) – gooien beukers naar tegenstanders
Zoeker (Seeker) – probeert de gouden snaai te pakken
Spelregels:
Start:
Teams starten in hun eigen helft.
Qua ballen: quaffle in het midden, beukers verspreid, gouden snaai in beweging via een neutrale speler.
Scoren:
Chasers gooien de quaffle door een hoepel → 10 punten
Zoeker vangt de gouden snaai → 30 punten en ronde eindigt
Beukers:
Word je geraakt door een beuker → tijdelijk uitgeschakeld, terug naar eigen ring rennen om opnieuw mee te doen
Veiligheid:
Geen fysiek duwen of trekken
Alleen ballen gebruiken om te raken
Winnaar:
Team met meeste punten na een bepaalde tijd of na het vangen van de gouden snaai
Aanpassingen:
Klein veld / 1 hoepel per team → makkelijker voor kleinere groepen
Tijdslimiet → bijv. 10–15 minuten per ronde
Veilig spelen: geen beukers bij jongere leerlingen